Veel romans beginnen tegenwoordig met een citaat. Helpt het de lezer het boek te begrijpen? Roept het nieuwsgierigheid op? Of wil de schrijver gewoon indruk maken?
“Zoals vogels die naar het buitenland vliegen om graan te verzamelen en in de bek mee te brengen om hun jongen te voeden, zonder het zelf te proeven, zo plukken onze pedanten hier en daar kennis uit boeken, en houden die op de punt van de tong, enkel om die te kunnen uitspugen.”
Michel de Montaigne, Over Pedanterie
‘Daarom belieg ik haar, en zij weer mij’ (Shakespeare, Sonnet 138). Hiermee begint Nicci French haar Huis vol Leugens. Vervolgens moet je een lege pagina omslaan, en komt het eerste hoofdstuk.
‘Het gras zal altijd groener zijn aan de andere kant van de heuvels, al zien de anderen om ons heen niet verder dan het dal’ (Lennart Nijgh) is het citaat waarmee Esther Verhoef haar roman Façade opent.
‘Niets in het leven hoeft gevreesd te worden, het hoeft alleen begrepen te worden.’ Marie Curie. Dit vond M.J. Arlidge een mooie om zijn thriller Kom je Spelen? mee te starten.
Het met graagte citeren van wijsheden die je van anderen hebt overgenomen, noemt Montaigne ‘pedanterie’. In Italiaanse komedies is de pedant altijd een lachwekkende figuur, aldus Montaigne. Hij schreef dat rond 1580, dus we hebben met een aloud fenomeen te maken. Pedanterie; je zou het kunnen omschrijven als de poging om indruk te maken met kennis die je overneemt van anderen. Het overnemen van kennis is niet het probleem, maar de achterliggende motivatie; de behoefte ontzag in te boezemen.
Is het opnemen van wijsgerige citaten in een roman een uiting van pedanterie? Misschien wel als je nagaat wat het doel ervan kan zijn. De schrijver wil laten zien dat hij of zij over intellectuele bagage beschikt. De lezer zal dan met meer ontzag aan de roman beginnen, en minder snel klagen dat er niks aan is, zo hoopt de schrijver.
Maar misschien is er nog een ander doel; Het citaat moet de inhoud alvast ‘bezwangeren met betekenis’. Het werpt een zacht licht op al het navolgende, als een aureool rond een engel.
Nu ik op twee derde van mijn nieuwe roman ben, vraag ik me af of ik die zal laten voorafgaan door een citaat. En welke zal ik eens nemen? Er moet wel enige relatie zijn met de inhoud, anders ben ik echt een droevige pedant. Het thema van mijn roman is de subassertiviteit van de hoofdpersoon. Die werkt als programmeur, en verkoopt aan een crimineel betalingsgegevens die hij uit de database van zijn bedrijf steelt. Hij doet dat omdat hij niet in staat is voor zichzelf op te komen en zich door iedereen gebruikt voelt. Zijn fraude is zijn neurotische wraak.
Ik heb Oorlog en Vrede van Tolstoj er maar eens bijgenomen, omdat ik me herinnerde dat hoofdpersoon Pierre nogal neurotisch en angstig is in sociale situaties. Ik zou mijn roman met deze kunnen beginnen:
“Pierre had de moed niet hem in zijn verwachtingen teleur te stellen.”
Leo Tolstoj
Een beetje gewoontjes. Het is Tolstoj, maar ook genieën hebben hun ongeïnspireerde momenten. Het gaat nog heel wat energie kosten voor ik een geschikt citaat te pakken krijg, vrees ik.
Voegt een citaat nu iets toe aan mijn roman of niet? Geen idee eigenlijk. Als ik het boek heb uitgebracht zal men wel merken of ik aan mijn lust tot pedanterie heb toegegeven. Misschien heb ik dan zelfs een geweldige literair klinkende rechtvaardiging verzonnen om er mee weg te komen.